Sinds mijn dood leken de dagen weken te duren. Ik dwaalde door lange gangen op weg naar niets. ‘Dame, je film begint. Opschieten’. De vrouw achter het bureau bladerde met haar dikke vingers door een eindeloze stapel papieren en zette een kruisje achter mijn naam. ‘Hier rechts. Zaal één. Ik hoop dat er een plekje voor je is, want bij een gekozen dood is de zaal altijd afgeladen’.‘Mijn leven heb ik al voorbij zien komen mevrouw. Net voordat ik hier kwam. Dat was eigenlijk wel genoeg’. ‘Dat is de trailer. Die draait hier al bijna een week en daarom zit de zaal vol. Hobbelen maar, dan ben je op tijd voor je begrafenis.’
De zachte verlichting in de zaal toonde nog maar een aantal lege plaatsen. Het gepraat ging over in gesis en sommigen wezen mijn kant op. Ik ging snel zitten. Te dichtbij. ‘Hoi, ik ben Vera,’ zei de vrouw naast me. ‘En jij bent Isabelle Amber Rodier.’ Terwijl ze mijn naam uitsprak verscheen deze levensgroot in beeld. ‘Persoonlijk lijkt me dat een veelbelovende naam, maar je had er nogal snel genoeg van,’ zei Vera. Op het doek zag ik Carin parkeren bij een begraafplaats. ‘Dat is Carin: mijn beste vriendin,’ zei ik tegen Vera en was blij een bekende te zien. ‘En dat is Bob, de liefde van je leven,’ zei Vera toen het andere portier opende. ‘Mij hoef je niets te vertellen, ik reis al een tijdje met je mee. Ik wilde weten of jij er anders mee zou omgaan. Maar het was te sterk hè? Bij mij ook. Alsof de duivel me kwam halen. Met gemak overmeesterde hij mijn vrije wil. Eén voor één werden de touwtjes met het leven doorgeknipt. Tot het me niets meer kon schelen. Ik dacht rust en vrijheid op te eisen, maar kwam hier. Teleurstellend niet waar? Maar ik moet zeggen: na een paar jaar…’ Het zag er niet naar uit dat Vera ooit zou ophouden met praten. Omdat ik naar het doek bleef kijken, verstomde haar woorden. Carin beklom het podium en legde haar hand op mijn kist.
Ik zag nu pas dat ze flink was aangekomen. De liefde voor eten had blijkbaar ook haar vrije wil verjaagd. De bos krullen vloekte bij het paarse pakje dat ze droeg. Paars? Carin deelde toch mijn afkeer van alles wat paars was? ‘We zijn zeer bedroefd over het plotselinge overlijden van onze lieve Belle’. Plotseling? Carin wist dat het leven voor mij niet meer hoefde. ‘Ze heeft een waardevol leven geleefd’. Zo waardevol dat ik het feestelijk afsloot met een slinger om mijn nek. ‘Onze gedachten gaan uit naar haar lieve man Bob’. Vera keek me zo lang aan dat ik mijn ogen van het doek moest losmaken. Ondanks haar zachte stem kwamen de woorden hard binnen: ‘Haar gedachten gaan dag en nacht uit naar Bob. En het blijft niet bij gedachten. Ze is goed in troosten, die beste vriendin van jou. Het is begonnen toen je na de vorige kerst je bed niet uitkwam, weet je nog?’ Ik vergat te knikken. Ik wilde niet denken aan alles wat inmiddels onveranderlijk was.
Tring, tringggg. Ik hield er niet van als mensen twee keer aanbelden.‘Hier is je kokkie,’ zei Carin toen ik de deur opendeed. Ze wilde de tas optillen naar hoerahoogte maar dat was onmogelijk. ‘Dat is toch niet nodig,’ zei ik. Ik meende het, maar ze vatte het op als uitnodiging. Ze liep rond in de keuken als een kapitein op zijn schip. Haar tas herbergde een avondmaal waar het Leger des Heils een stad van zou kunnen voeden. Met taart toe.‘Ik ga liggen Caar, ik ben moe’. ‘Van te veel liggen gaan mensen dood Belle. Dat is bewezen. Doe dat nou niet’. Ze hebben geen idee hoe lekker het woord dood kan klinken. Op de trap hoorde ik hoe de pannen op het fornuis werden gedirigeerd. Daarna was ik blijkbaar in slaap gevallen en werd wakker om half zeven toen de deur dichtsloeg en Bob thuiskwam.
‘Verrassing,’ klonk het uit de keuken en een tweestemmig gelach volgde. Ik probeerde ook te lachen maar mijn gezicht deed niet mee. Mijn wijsvingers stopte ik in de mondhoeken en duwde ze naar boven. Maar mijn mond raakte telkens in mineur zodra ik mijn vingers terugtrok. Ik stopte met proberen toen Bob naar boven kwam. ‘Bel, Belle,’ fluisterde hij. Ik deed net of ik sliep. Dat accepteerde hij meestal, want van slapen word je beter. Korter dan anders kuste hij mijn voorhoofd, en vertrok.
Het dampende bord eten naast mijn bed maakte me misselijk. Beneden: gelach, glazen, bestek. Zo ging dat vijf maanden door. In het weekend bleef Carin slapen en maakte ze ontbijt:‘Dat doen kokkies óók met liefde,’ zei ze dan tegen Bob. Ik had geen honger.
‘Gaat de liefde van de man tegenwoordig nog door de maag, Vera?’ Zonder me aan te kijken wees ze met een dwingende vinger naar voren. Mijn kist werd opgeslokt door de diepe kuil. Het waaide hard. Precies zoals het hoort bij een begrafenis. De paarse das van Bob fladderde richting zijn schouder. De achterkant was zwart. Carin plukte de das uit de lucht en pinde hem met haar hand vast op zijn buik.
‘Einde,’ verscheen er op het doek. Zonder iets te zeggen verliet iedereen de zaal. Sommigen knikten. Ik bleef zitten. Vera ook. ‘Er zit maar één ding op voor die Carin,’ zei Vera. Haar wangen gloeiden als kolen.
‘Ophalen.’